Blog

Levend verlies

Bij rouw en verlies, denken we vaak aan de dood, maar er bestaat ook levend verlies: verliezen die niet het gevolg zijn van de dood, maar veranderingen die een blijvende impact hebben op je leven. In deze blog leg ik je uit wat levend verlies is en geef ik je tips om hier mee om te gaan.

Rouwen is niet voorbehouden aan een overlijden

Laten we eerst een taboe de wereld uit helpen: ookal is iemand (nog) niet dood, jij kan en mág rouwen om het verlies dat je ervaart. En ik doe er nog een schepje bovenop: je mag ook rouwen om verlies dat niets met de dood te maken heeft! (Echt? Ja echt! Lees maar.)

Wat heeft levend verlies hier mee te maken? Nou, eigenlijk heel veel! Want levend verlies is een breed begrip, maar gaat altijd over rouw. Je kunt hierbij denken aan chronische of langdurige ziektes, zoals MS of kanker. Hierbij wordt kwaliteit van leven ingeleverd. Maar ook Alzheimer of andere vormen van dementie zijn voorbeelden van levend verlies: je ervaart het verlies van een dierbare, terwijl diegene er nog wel is. (Ik werd eerder geïnterviewd voor Flow magazine over de vraag: kun je rouwen om iemand die er nog is? Spoiler alert: ja dus.) Of wat te denken over rouwen om ongewenste veranderingen in je leven, zoals een onvervulde kinderwens of een verbroken relatie? Daar mag je allemaal om rouwen en zou je onder de noemer ‘levend verlies’ kunnen scharen. Ik schreef al eens: rouw is rouw.

Rouw kan je blokkeren

Het is goed stil te staan bij je verlies en ruimte te geven aan wat het met je doet. Tegelijkertijd: zit je in een fase van anticiperende rouw (rouw om het verlies wat nog gaat komen), dan kan het je ook in de weg zitten. Als je blijft hangen in bijvoorbeeld boosheid, frustratie en gevoelens van onmacht (of zelfs ontkenning!), dan ontzeg je jezelf (en de ander!) de periode van afscheid nemen. En dat is juist heel belangrijk voor een gezond rouwproces. (Iets met ronde cirkels.)

Hoe hiermee om te gaan?

  1. Erken wat je voelt. Niets zo belangrijk als validatie van dat wat jij ervaart – zeker bij iets dat door anderen vaak niet erkend wordt. Daarom zeg ik het gewoon nog een keer: rouw is rouw. Het is logisch dat jij allerlei heftige emoties voelt rondom het verlies dat je nu ervaart of waarvan je weet dat je het gaat ervaren. Dat is heel normaal.
  2. Accepteer het verlies. Dat klinkt voor veel mensen onlogisch én als een ondoenlijke taak. Maar het is juist heel helpend: het haalt je uit de bevriezing en brengt je in de actiemodus. Accepteren betekent niet dat je het oké vindt. Het betekent dat je inziet en erkent dat een verandering aanstaande (of al bestaand) is en dat je je er niet (meer) tegen verzet, maar ermee omgaat. Je gaat uit de cirkel van betrokkenheid en stapt in de cirkel van invloed. Door de nieuwe werkelijkheid te accepteren, kun je aan de slag met vragen als: ‘Wat wil ik nog?’ en ‘Hoe kunnen we deze tijd zo fijn mogelijk besteden?’
  3. Zorg goed voor jezelf. Misschien komt er veel zorg op je af, misschien voel je haast, misschien moet je veel regelen. Dan lijkt het alsof er geen tijd en ruimte meer voor jou is. Je denkt misschien: “Dat komt later.” Maar later is te laat – het is juist nú belangrijk goed voor jezelf te zorgen. (Dit helpt mij.)
  4. Blijf ook andere dingen doen. Dit is een vervolg op nummer 3: blijf ook vrienden zien, blijf sporten, blijf leuke dingen doen. Je hebt een tegenhanger nodig voor alles wat je meemaakt. Het geeft wat lucht. (En dat is dus absolute selfcare.)
  5. Zoek hulp. Of aanvaard aangeboden hulp. Een luisterend oor, therapie, praktische hulp (iemand die je huis stofzuigt, een pannetje soep voor de deur). Je hoeft het niet alleen te doen.

Kijk-, lees- en luistertips

Soms zijn de productlinkjes die ik deel affiliate linkjes. Dat betekent dat ik een stukje van de winst krijg als jij via die link iets koopt. Dat kost jou niets. Ik deel nooit producten die ik niet zelf heb of zou kopen.

10 jaar na de MH17-ramp: over nationale rouw

“Bereid je er maar op voor dat het hier niet bij blijft”, zei mijn vader. Ik was emotioneel, want hij had als conrector van een middelbare school net gehoord dat in het neergestorte vliegtuig twee leerlingen van zijn school zaten. Hij verliet de tafel vol nootjes, chips en stokbrood om actie te ondernemen: er moest een plek op school worden ingericht om leerlingen, ouders en collega’s te kunnen laten samen komen na dit verschrikkelijke nieuws. Een plek voor gezamenlijke rouw.


Geen ver-van-mijn-bed-show

Ik had mijn weekendtas ingepakt, de trein genomen naar Breda en de bus naar mijn geboortedorp, want mijn jongere broer was jarig. Onderweg las ik over de ramp met de MH17. Het maakte allerlei emoties bij me los (angst, ongeloof, boosheid, verdriet, onmacht), maar ook voelde het als een ver-van-mijn-bed-show. Mijn vader had gelijk: dat was het niet.

Nationale rouw

Het land was in nationale rouw, zoals dat formeel heet. Of je wel of niet een van de slachtoffers kende, dat deed er niet toe. We voelden met elkaar mee: het was een groot verlies voor het hele land, een nationale ramp. Iedereen kent wel iemand die iemand kende die in het vliegtuig zat. Of, volgens dit artikel in de Telegraaf: iedereen is maximaal drie handdrukken verwijderd van een slachtoffer. Ik kon het me op dat moment nog niet voorstellen, maar ik kende er drie. Drie! De eerste hoorde ik dezelfde dag, de volgende ochtend kwamen berichtjes binnen over de andere twee.


Complexe rouw

We zijn inmiddels tien jaar verder, maar het voelt nog recent: het heeft zó’n impact gemaakt op iedereen. De heftigheid van de ramp, de onzekerheid en onduidelijkheid (tot op de dag van vandaag) en de grootsheid van het verlies (in verhouding tot het aantal inwoners van ons land was het aantal slachtoffers enorm) dragen daar aan bij. Meer dan 1 op de 8 nabestaanden ervaren dan ook complexe rouw (ook wel gecompliceerde rouw genoemd): je loopt vast, komt niet vooruit, doordat de pijn en het verdriet ondraaglijk blijven. Denk aan PTSS, depressie of slapeloosheid. Hierdoor kun je niet goed functioneren. (Dit in tegenstelling tot een ‘gezond’ rouwproces, waarbij je de rouw verweeft in je leven en zo een manier vindt om door te gaan met leven.) Een voorbeeld hiervan is traumatische rouw.

Blijf herdenken

Vandaag zullen veel mensen terug denken aan toen – nabestaande of niet. Het is dus geen gek idee om even stil te staan. Stuur nabestaanden een kaartje, brand een kaarsje, doe een ritueel, kijk naar de herdenkingsceremonie (zie hieronder), vier het leven. Sta stil op een manier die bij jou past. Het is belangrijk om te blijven herdenken – het verzacht en verbindt.


PS Nog een paar kijk- en leestips:

5 dingen die je kan zeggen tegen iemand die een miskraam heeft gehad

Van alle zwangerschappen eindigt 10 tot 15% in een miskraam. Dat is best veel, als je het mij vraagt. Er zijn dus ook best veel mensen die hier mee te maken krijgen. Grote kans dat jij iemand kent (of bent) die een miskraam heeft gehad, of misschien zelfs meerdere. Maar wat zeg je dan?

Het hoeft niet perfect

Ikzelf ken behoorlijk wat mensen die helaas een onvoltooide zwangerschap ervaren hebben. Het kan moeilijk zijn om de juiste woorden te vinden – ik pretendeer absoluut niet dat ik altijd het juiste gezegd heb of het juiste zeg. Want weet je: voor iedereen is het anders. Fysiek kan het anders zijn, mentaal kan het anders zijn. Er zijn zoveel factoren (context, verloop van de miskraam, maar ook persoonlijkheid) die bepalen hoe iemand een tegenslag als deze ervaart en welke behoeften iemand heeft. Dus ‘het perfecte’ zeggen, is bijna onmogelijk. Toch denk ik dat de volgende vijf dingen dicht in de buurt komen en in bijna alle situaties gelden.

5 reacties die niet fout kunnen zijn

Wat je ook zegt, het is belangrijk dat je laat merken dat je iemand ziet: toon empathie. En dat doe je bijvoorbeeld zo:

Ik vind het vreselijk voor je.

Want dat vind je, toch? Of verdrietig, of verschrikkelijk, of droevig. Zeg wat je voelt. Je hoeft niet met dure termen te smijten of ingewikkelde woorden te gebruiken. Zelf krijg ik ‘gecondoleerd’ altijd moeilijk uit mijn strot – het voelt onpersoonlijk en afstandelijk. Ik zeg liever wat ik bedoel.

Ik wil er graag voor je zijn.

Let op: zeg dit alleen als je het echt meent én kunt zijn. Want zeggen ‘Ik ben er voor je’ en vervolgens niet thuis geven is pijnlijker dan niets beloven. Extra handig is om nog iets toe te voegen, bijvoorbeeld een vraag: “Ik wil er graag voor je zijn, maar weet niet zo goed hoe. Waar kan ik je bij helpen?” Dan maak je het direct concreet en het maakt het voor de ander gemakkelijk om daadwerkelijk om hulp te vragen. Je kunt ook je belofte specificeren: “Ik wil er graag voor je zijn. Ik kan bijvoorbeeld een vrolijke film bij je komen kijken en een doos bonbons meenemen.” Of juist zeggen wat de ander niet van je kan verwachten: “Overdag kan ik niet zomaar vrij nemen, maar ik kom graag in de avond een rondje met je wandelen.” Andere dingen die je kunt aanbieden (of juist niet) zijn: boodschappen doen, voor iemand koken, een luisterend oor bieden, meegaan naar een doktersafspraak of een leuk uitje verzinnen ter afleiding. De ander kan dan aangeven of die daar behoefte aan heeft.

Neem alle tijd die je nodig hebt.

Omdat het zoveel mensen overkomt, wordt er vaak gedaan alsof een miskraam niets voorstelt. Terwijl: voor veel mensen is het een heftig verlies. Door dingen te zeggen als ‘neem je tijd’ of ‘je mag rouwen’, erken je dat verlies. Soms hebben mensen die bevestiging nodig.
Probeer het dus niet beter te maken – die neiging hebben we vaak (ook ik, ik heb dit in het verleden ook echt vaker gedaan vanuit goede bedoelingen en ik zag later pas dat het totaal niet behulpzaam was). Iemand heeft éérst behoefte aan erkenning. Geef ruimte aan de emoties die er zijn. De volgende stap is vertrouwen en vooruit kijken. Eerst doorléven, dan dóórleven.

Ik weet niet wat je doormaakt.

Dit is een zin om te combineren met een van de bovenste drie. Hoewel je je er wellicht wel een voorstelling bij kunt maken, weet je niet wat de ander meemaakt – óók niet als je het zelf hebt meegemaakt. Je vult het snel voor een ander in. Probeer dat niet te doen, maar geef een ander de ruimte om te vertellen hoe het voelt. Want waar iemand zich niet serieus genomen kan voelen in de rouw die ervaren wordt, kan het ook andersom zijn: als jij zegt “Ik kan me voorstellen dat het heel zwaar voor je is”, terwijl de ander er eigenlijk heel licht en positief in staat, is dat ook niet prettig.

Ik weet niet wat ik moet zeggen.

Deze voelt altijd heel lullig, maar vind ik zelf misschien wel de beste reactie. Want wat je eigenlijk zegt is: “Ik weet niet wat je doormaakt, maar ik vind het vreselijk voor je en ik wil er graag voor je zijn. Er zijn geen woorden voor.” Weet je: de ander weet zelf waarschijnlijk ook niet wat hij/zij/die zou zeggen óf zou willen horen. Hier zit alles in.

En soms hoef je niet eens iets te zeggen

Eigenlijk komt het hier op neer: laat iemand in z’n waarde. Ben er voor diegene. Laat weten dat je aan iemand denkt. En dat kan ook zonder iets te zeggen: geen woorden maar daden. Stuur een kaartje, een bloemetje, zet een pannetje soep voor de deur. Je kunt zóveel zeggen zonder iets te zeggen.

Waarom je in rouw genoeg water moet drinken

“Stay hydrated” roept iedereen als de temperaturen stijgen. Maar ook op een koude dag is het belangrijk goed te blijven drinken, zéker als je in rouw bent of met andere mentale uitdagingen te maken hebt. Waarom? Ik leg het je uit in deze blog.

Hoe helpt water je in rouw?

In rouw kun je last hebben van onder meer hoofdpijn, duizeligheid, concentratieproblemen, moeheid en stress. Dit zijn óók dingen die kunnen komen door uitdroging. Het is dus belangrijk om in rouw ervoor te zorgen dat je klachten niet verergeren of dat je er extra fysieke of mentale klachten bij krijgt.

Water drinken helpt je…

…stress te verminderen.

Water heeft van nature kalmerende eigenschappen, waardoor je minder stress ervaart en misschien zelfs ontspanning kan ervaren. Hoe dat zit? Als je uitgedroogd bent, raken de aminozuren in de hersenen uitgedund. En dat kan tot gevolg hebben dat je bijvoorbeeld sneller geïrriteerd bent, angst ervaart of stress voelt. Verlies je 3% aan vocht, dan functioneert je brein meteen al minder goed!

Verlies je 3% aan vocht, dan functioneert je brein minder goed


Bovendien zorgt uitdroging ervoor dat je cortisolspiegel stijgt, waardoor je ook weer meer stress ervaart (cortisol is het stresshormoon). Je bloeddruk stijgt en je hartslaag gaat omhoog. Chronische stress zorgt er weer voor dat je bijnieren uitgeput raken, waardoor ze niet goed kunnen functioneren, waardoor de vochtbalans in je lichaam niet goed gereguleerd wordt. Iets met vicieuze cirkels. 😉 Je houdt je lichaam én je hersenen dus gezond door water te drinken!

…het risico op depressieve gevoelens te verkleinen.

We gaan weer terug naar de hersenen: bij uitdroging kunnen je hersenen ook minder goed serotonine produceren, het stofje dat zorgt voor een geluksgevoel. Een laag serotonineniveau kan neerslachtigheid tot gevolg hebben.

…je fitter te voelen.

Zoals je hierboven al leest, helpt water drinken om je mentaal beter te voelen. Dat helpt ook om beter te slapen en dat helpt je om je minder moe te voelen. Drink alleen niet te veel net voor je gaat slapen, want dan word je steeds wakker, omdat je moet plassen. 😉

Ook belangrijk: drink je te weinig, dan moet je hart heel hard werken om zuurstof en voedingsstoffen rond te pompen in het lichaam. Als dat niet goed werkt, word je moe of duizelig. Goed water drinken tijdens en na het sporten dus!

Je brein bestaat voor 80% uit water

…je weerstand te verhogen.

Is je lijf goed gehydrateerd, dan heb je een hogere weerstand en heb je minder kans om ziek te worden. Water zorgt namelijk voor de afvoering van afvalstoffen. Help je lichaam dus deze snel af te voeren door goed te drinken.
In mijn e-book over het verhogen van je weerstand lees je meer tips.

Moet het water zijn?

Nee joh. Maar water is wel de meest gezonde keuze en het hydrateert als een malle. En zoals je hierboven leest, heeft water meer nuttige eigenschappen. Maar ook thee, fruitsapjes en andere drankjes kunnen helpen om je vochtbalans te herstellen. Als het heel warm is, is thee vaak een beter alternatief dan (koud) water. Ook kun je bijvoorbeeld een watermeloen of een komkommer eten (of ander fruit of groente waar veel vocht in zit).

Pas wel op met drankjes met veel suiker of zoet-, smaak- en kleurstoffen, want die kunnen juist weer zorgen voor hoofdpijn of andere klachten. Energiedrankjes en andere frisdrank met een grote hoeveelheid suiker bemoeilijken de vochtopname in je darmen, waardoor je ook weer sneller uitdroogt.


Drink liever geen alcoholische drank om je dorst te lessen, want alcohol droogt je juist uit en kan je klachten verergeren. (In mijn e-book over stress leg ik uit waarom je alcohol sowieso liever laat staan in stressvolle tijden.)

5 tips om meer water te drinken

Vind je het moeilijk om genoeg water te drinken? Hieronder staan vijf tips om het makkelijker te maken.

  1. Begin je dag al meteen met een halve liter water: na de nacht heeft je lichaam extra behoefte aan hydratie, omdat je in je slaap veel vocht verliest, zeker als je veel zweet. Door daar iedere dag mee te beginnen, bouw je een routine op en hoef je er niet meer over na te denken. Een goed begin is het halve werk!
  2. Zet ieder uur een timer, zet een reminder in je agenda, teken een druppel op je hand of verander je telefoon achtergrond, zodat je constant eraan herinnerd wordt dat je iets moet drinken. Ik maakte een background voor je, die kun je onderaan deze pagina gratis downloaden.
  3. Zet de avond van tevoren een grote afgesloten fles in de koelkast, dan staat het alvast klaar en heb je koud water (als je dat lekker vindt)! Doe er een takje munt en een paar schijfjes citroen of sinaasappel in (schil altijd goed afspoelen), of wat dacht je van de combinatie komkommer en limoen? Zet ‘m vervolgens op je bureau als je vanuit huis werkt of op tafel als je thuis komt.
  4. Neem altijd een fles water mee als je weg gaat. Onderweg of op je werk kun je zo ook extra drinken. Deze fles zorgt voor een goede reminder én er zit een filter in om wat fruit in te doen.
  5. Vind je het te veel gedoe om fruit of kruiden toe te voegen, maar mis je wel een smaakje? Dan kun je ook gaan voor een geurwaterfles: door de kracht van geur smaakt je water naar bijvoorbeeld citroen, terwijl er in werkelijkheid niets aan het water is toegevoegd. Je smaak wordt namelijk voor een groot deel bepaald door je geur; je eten is ook vrij smakeloos als je neus dicht zit bij verkoudheid. Ik heb het zelf niet geprobeerd, maar het lijkt me de moeite waard!

Ik schreef ook een e-book over voeding, misschien vind je dat ook interessant?

Soms zijn de productlinkjes die ik deel affiliate linkjes. Dat betekent dat ik een stukje van de winst krijg als jij via die link iets koopt. Dat kost jou niets. Ik deel nooit producten die ik niet zelf heb of zou kopen.

De drie C’s van veerkracht

“Je bent zo sterk”, hoor ik vaak. Is misschien wel waar, maar ik omschrijf mezelf liever als veerkrachtig. Ik heb de laatste jaren flink wat mentale klappen gehad (evenwichtsstoornis, burn-out, zieke vader, dode vader, buikoperatie, dubbele hernia met operatie), maar ik ben niet omver gewaaid – ik veerde altijd weer terug. 

Buigen, niet breken

Dat mee veren vind ik een mooie metafoor: ik stel me dat zo voor als een sprietje in een veld waar een storm overheen raast. De spriet buigt de ene kant op, met de wind mee. Hij buigt de andere kant op, onder het gewicht van de regendruppels. Maar hij knakt niet. En als de storm is gaan liggen, richt hij zich voorzichtig weer op, in het vertrouwen dat de zon weer gaat schijnen. Buigen, niet breken.

Dansen in de regen

Veerkracht is een eigenschap die van groot belang is als je negatieve stress ervaart. Denk aan traumatische gebeurtenissen of ingrijpende gebeurtenissen, zoals een verlies, maar ook aan kleinere tegenslagen. Hoe je ermee omgaat, bepaalt een deel van de impact: laat je je dag vergallen door regenbui of dans je in de regen?

De drie C’s

Veerkracht bepaalt hoe snel en in hoeverre je herstelt van die stress. Vaak wordt er gesproken van de 3 C’s: control, commitment en challenge.

Control

Heb je weleens gehoord van de cirkel van invloed en de cirkel van betrokkenheid? Als je iets overkomt wat je frustreert, boos of bang maakt, dan kun je jezelf afvragen: in welke cirkel zit ik? Heb ik invloed op hoe dit verder gaat? Kan ik iets doen of ligt dit buiten mijn bereik?

Cirkel van invloed

Is het antwoord ‘ja’, dan zit je in de cirkel van invloed. Je kunt iets doen. Doe dat dan ook, want zo kun je iets doen aan het gefrustreerde of boze gevoel. Denk bijvoorbeeld aan een onveilige verkeerssituatie in je wijk. Je kunt contact opnemen met de gemeente, de buren vragen om de heg te snoeien die het zicht vermindert, een brief inzenden naar de lokale krant et cetera.

Cirkel van betrokkenheid

Is het antwoord ‘nee’, dan zit je in de cirkel van betrokkenheid. Ben je bijvoorbeeld boos dat je werk verandert, omdat het bedrijf waar je werkt digitaliseert? Dat is begrijpelijk, maar het is wel een onomkeerbare beslissing van je werkgever. Je kunt er niets aan doen. Of maak je je heel erg druk om die vriendin die altijd verkeerde mannen aantrekt, ondanks je zoveelste goedbedoelde advies? Je bent heel betrokken, maar het is háár cirkel van invloed en niet het jouwe.

De controle terugpakken

Wat je dan wél kunt doen, is uit de cirkel van betrokkenheid te stappen en te kijken waar je invloed dan wél ligt. Je hebt er tenslotte last van. In het eerste geval kun je een andere baan zoeken bijvoorbeeld. In het tweede geval kun je je grens aangeven aan je vriendin: ze hoeft niet te komen uithuilen als ook deze man weer een notoire vreemdganger blijkt. De situatie verandert niet, maar jij stapt eruit.

Dit heeft allemaal te maken met controle over de situatie en eigenlijk over je eigen leven. Je neemt verantwoordelijkheid over je eigen leven (maar niet over dat van een ander – dat is aan de ander). Als je een hoge mate van controlegevoel hebt, dan voel je dat je iets kunt doen aan wat je overkomt of overkomen is: je zit niet bij de pakken neer, maar maakt er iets van.

Verantwoordelijkheid nemen over je rouw

In rouw is dit een nuttige eigenschap: je kunt niets doen aan de dood van een ander, maar je kunt wel bepalen hoe je ermee omgaat. Dit is bijvoorbeeld heel belangrijk als je hoort dat iemand nog maar kort te leven heeft. Vul je die tijd met boosheid en frustratie daarover (betrokkenheid) of kijk je hoe jullie die tijd nog waardevol kunnen maken (invloed/controle)?

Ik nam de controle terug over mijn leven

(of probeerde dat althans)

  • Ik startte verschillende vormen van therapie om te herstellen van mijn burn-out.
  • Ik verhuisde naar de andere kant van het land om dichterbij familie en vrienden te zijn.
  • Ik zocht een baan dichter bij huis, zodat ik minder hoefde te reizen.
  • Ik nam afstand van mensen die ongezond gedrag triggerden bij mij.
  • Ik schreef twee boekjes voor mijn vader en creëerde een digitaal reisje voor ons bij gebrek aan een echte stedentrip.
  • Ik bedacht dingen als ‘ligfeestjes’ toen ik niet kon zitten en staan, maar wel behoefte had aan gezelschap en gezelligheid.

Commitment

Commitment kun je vertalen als verbinding: mensen die hoog scoren op veerkracht zetten een doel en verbinden zich daar aan. Ze zetten zich vol in om dat doel te bereiken en geven niet zomaar op, ondanks tegenslag. Ze zijn dan ook optimistisch ingesteld.


In rouw helpt het om doelen te hebben. Gezond rouwen betekent namelijk dat je zowel ruimte maakt voor het verlies, maar óók werkt aan het herstel: je pakt het leven weer op. Ik heb het dan niet over doelen als ‘zo snel mogelijk weer aan het werk’ – deze doelen hebben niets te maken met deadlines, scores of andere meetbare dingen. Het gaat om doelen in het leven: waar wil je naartoe? Veel mensen die een groot verlies ervaren, vragen zich af wat de zin van het leven nu eigenlijk is. Het kan helpen om die vraag te onderzoeken. Wat is de zin van het leven voor jou? Die zoektocht naar zingeving zorgt voor een doel: het stichten van een gezin, een wereldreis maken, vrijwilligerswerk doen, een boek schrijven of een carrièreswitch.

Zin in het leven door zingeving

Mijn eigen voorbeeld kennen jullie: ik startte good mourning. Ik creëerde een platform om rouw meer bespreekbaar te maken, schoolde me om en werd rouwbegeleider. Maar ook: ik ging uit loondienst om voor mezelf te beginnen, zodat ik mijn werk meer kan inrichten zoals het bij mij en mijn gezondheid past. En dat doe ik nog steeds: ik heb mijn doel behaald en de zin van het leven terug gevonden (en daarmee ook mijn zin in het leven!).

Challenge

“Vervang de woorden ‘lastig’ en ‘moeilijk’ eens door uitdagend”, zei mijn coach tegen mij. Hij had gelijk: de woorden die je kiest hebben invloed op je gedachten en je gevoel. Deze laatste C gaat daar over: zie je snel beren op de weg of zie je obstakels als een uitdaging?

In rouw is dat soms lastig uitdagend: je ervaart vaak secundair verlies. Hierdoor lijkt het alsof er een soort domino-effect is: niet alleen heb je een dierbare verloren, werkten lukt niet meer en sommige vriendschappen lijden onder de gevolgen van je rouw. Ook dat nog. Je kunt er eigenlijk niets meer bij hebben. De eerste C is hierbij van groot belang: laat je het gebeuren of pak je de controle terug? En als dat niet kan, kun je dat dan accepteren?

I’ve survived too many storms to be bothered by raindrops

Eerlijk, toen alles om me heen leek om te vallen en ik weinig gevoel van controle had, vond ik dit een lastige. (Ja, lastig, niet uitdagend.) Maar de verandering van mindset hielp absoluut: een probleem moet opgelost worden, een uitdaging vraagt om creativiteit en inventiviteit. En dat laatste was wel aan mij besteed. Dus als er nu iets tegen zit (en dat gebeurt nog vaak genoeg), dan laat ik mezelf toe dat even ‘moeilijk’ te vinden (en stom!), maar vervolgens zet ik mijn schouders eronder. Je gaat hiermee uit de slachtofferrol en neemt dus (wederom) controle over je leven. En hoe meer ik heb meegemaakt, hoe minder ik me druk maak om kleine dingen.

Nog een vierde C?

Zoals je ziet, zijn de drie C’s met elkaar verbonden: ze versterken elkaar. Soms wordt er nog een vierde C aan toegevoegd: confidence. Vertrouwen in jezelf, je omgeving en de toekomst is een belangrijk onderdeel van mentale weerbaarheid, die je helpt om je doel te bereiken. Het vertrouwen helpt je om de uitdagingen aan te gaan.

Ook in rouw is dit een belangrijke: vertrouwen in de toekomst is essentieel voor een gezond rouwproces. Vertrouwen in jezelf dat je dit te boven komt is daarvoor een voorwaarde.

You have survived this before. You will survive it again.

‘Help, ik ben niet veerkrachtig!’

Leuk allemaal, veerkrachtig zijn en veerkracht hebben, maar makkelijk is dat niet per se. Zeker niet als je daar geen aanleg voor hebt. Daarom vind ik het belangrijk om deze twee punten te benoemen:

  1. Er is geen goed of fout. Veerkracht is een eigenschap. Fijn als je die hebt, want dat helpt je om weer op te krabbelen na een verlies. Maar als je niet zo veerkrachtig bent, dan is dat niets om je voor te schamen. En het betekent ook niet dat je er niet bovenop komt. Het duurt misschien wat langer of je hebt wat (meer) hulp nodig. Gelukkig zijn daar rouwbegeleiders voor. 🙂
  2. Ik ben in de loop der jaren veerkrachtiger geworden. Als perfectionist en controlefreak kon ik vroeger maar moeilijk loslaten: als iets niet ging zoals ik wilde, was meteen de dag mislukt en baalde ik dagen van een vlekje in een nieuw shirt of een beschadiging aan een muur. (Voor wie me volgt op Instagram: de eerste beschadigingen in de nieuwe aanbouw zijn al gemaakt en nadat ik daar zeer zeker even over baalde, kan ik het ook weer van me laten afglijden: het hoort erbij.)
    Als je wilt, is het dus iets wat je kunt oefenen. Enerzijds gebeurde dat vanzelf (of nou ja, gedwongen) doordat ik zoveel tegenslagen had en toch steeds weer opnieuw opstond. Anderzijds oefende ik bewust met omdenken, positieve psychologie en relativeren.
  3. In mijn begeleiding is er altijd aandacht voor de cirkel van invloed en betrokkenheid, voor zingeving en voor positief denken (zonder toxisch te zijn!). Misschien is het rouwpad traject iets voor jou of past 1 op 1 begeleiding beter bij je? Ik help je graag terug te veren.
foto: Kees Rutten

Palliatieve sedatie: wat is het precies?

Bij palliatieve sedatie wordt vaak gedacht aan euthanasie, maar hoewel er overeenkomsten zijn, zijn er ontzettend grote verschillen. In deze blog zet ik ze voor je op een rijtje.

Wat betekent palliatief?

Laten we beginnen bij het begin: wat is palliatieve sedatie? Daarna gaan we in op het verschil met euthanasie. Palliatief betekent letterlijk: het bestrijden van pijn. Palliatieve zorg wordt gegeven aan mensen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte of aandoening. De zorg is erop gericht de pijn of het lijden te verlichten en daarmee de kwaliteit van leven te verhogen waar mogelijk. Deze zorg kan jaren duren.

Wat betekent (palliatieve) sedatie?

Sedatie is letterlijk het verlagen van het bewustzijn. In combinatie met het woord palliatief hebben we het dan over het bestrijden van pijn of ander lijden door het bewustzijn te verlagen, namelijk door iemand in slaap te brengen. Dit gebeurt met medicatie. Palliatieve sedatie kan alleen als een arts verwacht dat je nog maximaal twee weken te leven hebt.*


(*Het toedienen van medicatie om de patiënt tijdelijk in slaap te brengen, noemen we ook palliatieve sedatie. In deze blog richt ik me op de palliatieve sedatie waarin de patiënt in een diepe slaap wordt gebracht waarvan de bedoeling is dat die blijvend en definitief is.)

Verschil met euthanasie

(en andere misvattingen over palliatieve sedatie)

In die laatste zin zit al het eerste verschil met euthanasie: bij euthanasie kies je zelf een moment, ongeacht van de vooruitzichten m.b.t. hoe lang je nog te leven hebt. Daar zit dan ook meteen het tweede grote verschil in: palliatieve sedatie is niet de beëindiging van het leven, maar wel het eindigen van het leven bij bewustzijn. Omdat je toch al binnen afzienbare tijd doodgaat én het leven niet direct beëindigt wordt, is het proces dat bij euthanasie nodig is om te bepalen of de levenseindewens ingewilligd wordt niet nodig bij palliatieve sedatie. Daardoor zijn er ook meer artsen die palliatieve sedatie willen verzorgen.


Kort gezegd: bij euthanasie kies je het moment dat je overlijdt, omdat je uitzichtloos en ondraaglijk lijdt, bij palliatieve sedatie kies je het moment dat je niet meer bij bewustzijn bent, als je al op sterven ligt. (NB: kiezen is een rekbaar begrip; een wilsverklaring is in beide gevallen vaak genoeg, als er geen communicatie meer mogelijk is. Bij palliatieve sedatie kunnen ook de naasten in overleg met de arts de keuze maken.)

Lees hier mijn blog over euthanasie.

Het sterfproces wordt niet versneld

Een andere misvatting is dat palliatieve sedatie een manier is om het sterven te versnellen. Dat is in principe niet zo: soms overlijdt iemand binnen een paar uur en soms pas na twee weken. Het natuurlijke proces wordt niet versneld. Wellicht dat iemand sneller verzwakt, omdat er geen vocht of voeding wordt toegediend, maar er zijn ook geluiden dat juist het wél geven van eten of drinken het proces kan versnellen. Het overlijden is dus natuurlijk.

Palliatieve sedatie kan ook bij andere klachten dan pijn

Ondanks dat ik net uitlegde dat palliatief betekent dat de pijn verlicht wordt, kun je dat breder zien: het gaat om allerlei vormen van lijden. Onrust, benauwdheid of angst (denk bijvoorbeeld aan een verwarde situatie, zoals een delier door de ziekte of door andere medicatie) vallen daar ook onder. Alle klachten die niet meer op een andere manier verminderd kunnen worden, zijn aanleiding voor palliatieve sedatie. Dat betekent dat er vaak al zware medicatie of andere behandelingen zijn geweest (of nog zijn).

En dan?

Tja, dan is het bot gezegd ‘afwachten’. In de tussentijd wordt er vaak gewaakt door familie of andere naasten, maar is er ook zorg. Verblijft iemand in een hospice of ziekenhuis, dan is daar natuurlijk altijd zorg aanwezig, maar als iemand thuis is komt de thuiszorg regelmatig langs en vaak ook de huisarts. Vertoont de patiënt tekenen van onrust of pijn of dreigt die alsnog wakker te worden, dan wordt de medicatie (via een infuus) verhoogd. Daar zijn regels voor, waardoor iemand nooit te veel medicatie kan krijgen.

Wat te verwachten?

Zoals gezegd kan een patiënt nog tekenen van leven vertonen: hij/zij/die is immers nog niet dood. Zo kan iemand nog snurken of bewegen, zoals diegene ook in een gewone slaap zou doen. Ook kunnen er nog fronsen te zien zijn. Ook zijn er andere dingen goed om te weten:

  • Er wordt een katheter in de blaas geplaatst, zodat de overgebleven urine in een zakje terecht komt. Andere ontlasting verlaat het lichaam in principe pas na het overlijden.
  • Het doel is om iemand zo comfortabel mogelijk te laten zijn. Enerzijds zou je dan denken aan het wassen van iemand, iemand regelmatig omdraaien of het bevochtigen van uitgedroogde lippen. Anderzijds kun je iemand soms juist beter zoveel mogelijk met rust laten. Hiervoor kun je advies vragen aan de zorgverleners.
  • Ze zeggen dat iemand die in diepe slaap is soms nog wel kan horen wat er gebeurt, vanuit het onderbewuste. Voor de zekerheid kun je dus beter geen vragen stellen (dat kan voor onrust zorgen), geen zware dingen bespreken of ruzie maken (dat zou ik sowieso afraden!). Overleg hierover met de zorgverleners als je twijfelt.
  • Het kan enige tijd duren voor iemand overlijdt. Aanwijzingen zijn een verlaagde lichaamstemperatuur of verkleuringen op het lichaam. Hier zal ik nog eens een blog over schrijven. Bijna de helft van de patiënten overlijdt na 24 uur tot een week. Een even groot deel overlijdt al binnen een dag. Maar een heel klein percentage overlijdt na langer dan een week. Toch is het goed om daar rekening mee te houden als je zorg verleent of waakt: een week is lang, dus zorg dat je voldoende slaapt, beweegt, eet etc.

Euthanasie: een zelfgekozen dood?

Niet alleen is een euthanasie nog een taboe, ook bestaan er veel misverstanden over. Of eigenlijk: er is nog veel onwetendheid. Maar na deze blog weet jij precies wat euthanasie inhoudt en hoe het werkt. (En ook hoe ik erover denk.)

Wat is euthanasie precies?

Voor veel mensen staat euthanasie gelijk aan zelfdoding, maar het ligt een stuk genuanceerder. Volgens de Van Dale betekent het: het op hun eigen verzoek beëindigen van het leven van patiënten die ondraaglijk en uitzichtloos lijden. De wet die euthanasie mogelijk maakt heeft ook een genuanceerdere naam: Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl). Die naam laat zien dat het gaat om twee verschillende dingen. Die licht ik eerst even toe.

Levensbeëindiging op verzoek versus hulp bij zelfdoding

Hoewel in beide gevallen er sprake is van hulp bij het sterven, is er toch een verschil tussen beide vormen: bij euthanasie dient een arts de patiënt een dodelijk middel toe. Bij hulp bij zelfdoding neemt de patiënt het dodelijke middel – overigens eveneens van een arts gekregen – zelf in. Die laatste wordt in de volksmond ook euthanasie genoemd.

Het verschil is belangrijk te benoemen. Verder is vrijwel alles hetzelfde. Zo is euthanasie altijd strafbaar, tenzij er aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Ik licht ze uit.

1. De euthanasie wordt uitgevoerd door een bevoegd arts

Of eigenlijk: bevoegde artsen. Je moet namelijk meerdere artsen spreken (minimaal twee). De eerste arts consulteert een tweede arts. Dat is een onafhankelijke arts of medisch specialist en die moet de patiënt ook zien en spreken. Die consulent beoordeelt of de arts zich aan de zes zorgvuldigheidseisen heeft gehouden. Die onafhankelijke arts noemen we een SCEN-arts (Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland). Eén van de genoemde zorgvuldigheidseisen houdt in dat de behandelend arts ten minste één andere onafhankelijke arts moet raadplegen (dus die is vast afgevinkt!). SCEN-artsen hebben ook een rol als het gaat om het verlenen van steun aan artsen.

Belangrijk te melden is dat artsen niet verplicht zijn om mee te werken aan euthanasie, vanwege geloofsovertuigingen bijvoorbeeld. Het staat een patiënt vrij om een arts te zoeken die de euthanasie wel wil uitvoeren.

2. De arts weet zeker dat dit is wat de patiënt wil

De patiënt doet het verzoek uit vrije wil én heeft er goed over nagedacht. Niet voor niets zijn er dus meerdere artsen betrokken. De arts moet er van overtuigd zijn dat de patiënt zeker is van zijn/haar/diens zaak en dat het dus vrijwillig is.

Dat betekent dat de patiënt er zelf om moet (kunnen) vragen. Dat kan schriftelijk of mondeling. Het mag dus niet gedaan worden door een partner, familie of vrienden. Ook betekent het dat de patiënt nog aanspreekbaar moet zijn: kan de arts niet communiceren met de patiënt, dan is de kans nihil dat de euthanasie wordt uitgevoerd. Je kunt hierbij denken aan iemand die in coma ligt, maar ook aan iemand die door zware medicatie of door de ziekte niet meer helder kan communiceren. De arts kan dan niet met zekerheid zeggen dat de keuze (nog steeds) vrijwillig en/of weloverwogen is. (Niet meer kunnen praten betekent overigens niet dat je niet meer kunt communiceren: een euthanasiewens opschrijven in een wilsverklaring is heldere communicatie.)

Ook moet de arts de patiënt informatie geven over de gezondheidssituatie. Hoe ziet de toekomst eruit? Heeft de patiënt genoeg informatie om de keuze weloverwogen te maken. Begrijpt de patiënt de situatie goed en ook welke keuze hij/zij/die maakt?

Belangrijke toevoeging is dat in het geval van een euthanasieverzoek bij kinderen tussen de 12 en 16 jaar er akkoord is van de ouders en bij kinderen tussen 16 en 18 jaar betrokkenheid van de ouders.

3. Het lijden is ondraaglijk en uitzichtloos

Daarnaast moet de arts de overtuiging hebben dat het lijden uitzichtloos en ondraaglijk is. Bepalend daarbij is de vraag of een patiënt nog kan genezen (indien dat het geval is, is er dus geen sprake van uitzichtloosheid) en de mogelijkheid om het lijden van de patiënt te verzachten.

Bovenstaande betekent dat voor euthanasie de conclusie moet zijn dat er geen behoorlijke oplossing is voor de patiënt (behalve een vrijwillig levenseinde). Belangrijk hierbij is te vermelden dat de behandelingen besproken worden zodat de patiënt weet welke opties hij/zij/die heeft én zodat de arts een gedegen conclusie kan trekken, maar dat de patiënt niet gedwongen wordt deze behandelingen te ondergaan.

Wanneer is er sprake van ondraaglijk en uitzichtloos lijden?

Of iemand ongeneeslijk ziek is, is vaak wel duidelijk vast te stellen – uitzonderingen daar gelaten. Maar of er nog mogelijkheden zijn om het lijden te verzachten, die vraag is een stuk lastiger. Hoe bepaal je waar de grens ligt? Hoever wil je gaan? Wanneer is de pijn of zwaarte ondraaglijk genoeg? En is een behandeling een verlichting of maakt die het lijden juist zwaarder? Dit is natuurlijk behoorlijk subjectief.

Ondanks dat er dus best een groot grijs gebied is, zijn er wel kaders om te kunnen bepalen wanneer er sprake is van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Zo moet er sprake zijn van een ongeneeslijke ziekte of aandoening waarbij het lijden niet verzacht kan worden. Je kunt dan denken aan kanker, dementie, een psychiatrische aandoening of een hart- of vaatziekte. Is er geen medische oorzaak voor het lijden, dan kan er geen euthanasie worden toegepast.

Voltooid leven is niet genoeg

Vaak wordt gedacht dat er ook sprake moet zijn van een aanstaande dood, maar dat is niet het geval.* Het is wel zo dat veel mensen die ondraaglijk en ongeneeslijk lijden op (korte) termijn dood zullen gaan. Je kunt hierbij denken aan sterk uitgezaaide kanker, maar ook aan een dodelijke ziekte als ALS. Voor die mensen is euthanasie vaak een optie. Dat is ook steeds minder een taboe in ons land, want ‘de natuur wordt een handje geholpen’.


Maar er zijn ook mensen die mentaal (en/of fysiek) zo extreem lijden onder het leven dat het voor hen uitzichtloos is, dat zij niet zien hoe ze verder kunnen leven. Een natuurlijke dood is niet in het vooruitzicht, maar de wens om te sterven is er wel; de ziekte drukt dusdanig zwaar op ze dat ze niet verder willen of kunnen. Dit is een voorbeeld van dat grijze gebied: is het lijden ondraaglijk en uitzichtloos genoeg? Mag iemand zelf bepalen wanneer er sprake is van ‘voltooid leven’ (antwoord van de politiek: nee)? Op dit soort vraagstukken heerst vaak nog een taboe. Hier is de laatste tijd steeds meer aandacht voor (en discussie over) in de media en de politiek.

4. De euthanasie moet volgens de richtlijnen uitgevoerd worden

Ten slotte moet de euthanasie zelf op een specifieke manier uitgevoerd worden. Ook hier zijn weer richtlijnen voor. Deze richtlijnen gaan over de middelen die gebruikt worden, de voorbereiding, maar ook wat er gebeurt na het overlijden.

Een goede dood

Euthanasie betekent vrij vertaald: de goede dood, de milde dood of de genadedood. εὖ (eu) = goede en θάνατος (thanatos) = dood in het oudgrieks. Ik vind dat een mooie vertaling. Ondanks dat het woord dus letterlijk zegt ‘goede dood’, is het nog steeds een taboe in een groot deel van de wereld en zelfs in ons land. Dat heeft vaak te maken met religie of met de overtuiging dat je de natuur z’n gang moet laten gaan. Daar kom ik zo op terug.

Een zelfgekozen dood?

Euthanasie wordt vaak een zelf gekozen dood genoemd, maar dat vind ik te kort door de bocht, want:

  1. in veel gevallen gaat het niet om kiezen voor de dood, maar kiezen voor het moment van de dood (die dood zat er toch al aan te komen)
  2. in andere gevallen kiezen mensen ervoor het leven te beëindigen. Dat komt in de praktijk uit op de dood, maar dat is niet per se dezelfde keuze. Zij kiezen bewust voor levensbeëindiging door een arts in plaats van zelfdoding. Daar kunnen verschillende redenen voor zijn, zoals het effect op de nabestaanden of de keuze voor een legale manier van sterven (zelfdoding is nog steeds strafbaar, hoe gek dat ook klinkt). Een andere belangrijke reden is erkenning voor het lijden en op een waardige manier mogen sterven.

Een beter benaming dan ‘zelf kiezen’ is ‘zelf beschikken’. (En die zelfbeschikking is dus relatief, want er zijn nog steeds minstens twee medische deskundigen die akkoord geven op jouw beslissing om dood te gaan**.) Het gaat over zelf kunnen beslissen over het lijden en de dood.

Ik geloof dat onderschat wordt hoe belangrijk het is voor mensen die ziek zijn om de regie over hun eigen leven niet te kunnen hebben. Ze hebben al geen regie over hun ziekte of aandoening en dus ook niet over een groot deel van hun leven; laat ze het dan wel hebben over de dood. Bovendien: er zouden veel zelfdodingen mee voorkomen kunnen worden en dat bespaart de persoon zelf én diens omgeving een hoop ellende.

Wat mij betreft klopt de betekenis van het woord: met recht een milde en goede dood. Een waardige dood.

*We hebben het hier nog niet gehad over palliatieve sedatie, terwijl dat veel overeenkomsten heeft en vaak verward wordt met euthanasie. Maar dat verdient een eigen blog.

**Ik begrijp dat volkomen en vind het ook goed dat er strenge regels zijn, want wanneer is er anders sprake van hulp bij zelfdoding, gedwongen zelfdoding of zelfs moord? Het is een complexe discussie die wel gevoerd moet worden, waarbij alle betrokkenen gehoord worden.

Myrthe Geerts is rouw- en stervensbegeleider. Met good mourning coacht zij mensen die te maken hebben met een verlies en maakt zij rouw en verlies bespreekbaar.

De 3 V’s in rouw

Liefde is (ook) rouw. Dat is een van de kernwaarden uit het rouwmodel van Johan Maes. Een andere waarde is: de ervaring van de rouwende. En die is niet objectief, die staat niet vast. Daarom spreekt dit rouwmodel me aan. Ik neem je mee in de theorie, omdat het een mooie houvast is voor iedereen voor wie rouw zo ongrijpbaar voelt.

De metafoor van Maes

Zoals jullie inmiddels weten, ben ik fan van metaforen: beeldtaal geeft betekenis aan dat waar we geen woorden voor kunnen vinden. Maes koos voor de metafoor van DNA*, omdat – zo zegt hij – hechten in het DNA van de mens zit. “Verbondenheid met anderen is noodzakelijk om te overleven, maar ook de basis van waaruit we als mens kunnen ontwikkelen groeien en bloeien. (…) Hechten en rouwen zijn twee zijden van dezelfde medaille.”

Drie dimensies: verbinding, verlies en verder leven

In die metafoor worden drie dimensies beschreven, de drie V’s. Die haken aan zowel het verlies als het verdere leven. Komt je dat bekend voor? Het zijn de basis principes van mijn rouwpad traject ‘doorléven en dóórleven’, gebaseerd op het duale procesmodel. Het gaat over (aankomend) verlies, maar ook over leven met dat verlies, met het gemis en alles wat daarbij hoort. Hoe verweef je die- of datgene waar je zo aan gehecht was in je verdere leven? 

Verbinding

Dit gaat over de betekenisvolle relatie die je had met je overleden dierbare. Het gaat over de pijn van de afwezigheid. Ineens is iemand misschien zelfs meer in je gedachten dan vóór het verlies. Dan pas voel je wat diegene voor je betekende. Die verbinding blijft en dat kun je vormgeven door bijvoorbeeld over diegene te blijven praten, zijn/haar/diens missie vervullen of door betekenisvolle spullen in je huis te plaatsen. (Lees ook mijn blog over een altaar maken.) Zoals Maes het zegt: rouwen kun je zien als een zoektocht naar een andere vorm van liefde of verbondenheid met je dierbare.

Verlies

Dit gaat over een andere pijn: de scheidingspijn. Deze pijn is vooral aanwezig rondom het verlies. Het gaat over angst, onmacht, boosheid en verscheurend verdriet. Die pijn verandert na verloop van tijd (al is het niet de tijd die de wonden heelt, maar jijzelf die aan de slag gaat met je rouw – en dat kost tijd). Maes zegt daarover: je gaat van de ervaring van pijn ‘zijn’ naar pijn ‘hebben’. De pijn wordt draaglijker. Minder overheersend. 

Rouwen kun je zien als een zoektocht naar een andere vorm van liefde of verbondenheid met je dierbare

Verder

Het leven gaat verder (herstelgericht). Hier gaat het over de pijn van de ontwrichting: het verlies heeft meer veranderd dan alleen dat iemand er niet meer is. Ons leven is veranderd of wij zijn veranderd. Er is een leven voor en een leven na. Hoe vul je die ‘na’ in? Wat vinden we belangrijk? Wat geeft zin aan ons leven? Dat is soms een zoektocht.

Maes wil met dit model laten zien dat we anderen nodig hebben. In de pijn die we voelen, om ons te helpen het te dragen. Om te verbinden. Om ons te helpen en te inspireren het leven weer op te pakken.

*Maes schreef hier ook een boek over.

PS Deze blog bevat affiliate links. Dat betekent dat ik een kleine commissie krijg als je iets bestelt nadat je op de link hebt geklikt. Dit kost jou niets extra. Belangrijk: ik deel nóóit alleen dingen waar ik echt fan van ben en die ik zelf zou kopen of gekocht heb.

Ben jij meer verliesgericht of herstelgericht?

Wat je antwoord ook is, ik hoop dat je het allebei bent. Dat is namelijk nodig. Er bestaat natuurlijk geen goed of fout in rouw. Maar er bestaat wel zoiets als een gezond rouwproces. Dat betekent dat je zowel gericht bent op je verlies als op je herstel.

Het duale procesmodel

Bij rouw denk je al snel aan verlies en dat is logisch. Maar een belangrijk onderdeel van rouw is ook het herstel. Van overleven naar verder leven. Het leven weer oppakken. Hoewel je begrijpelijkerwijs vasthoudt aan dat wat je hebt en aan het verleden, is het ook belangrijk je te realiseren dat je NU leeft: ooit moet je je ook weer richten op de toekomst – of in ieder geval op het heden.

Dit wordt mooi uitgelegd in het duale procesmodel van Stroebe en Schut, dat gebaseerd is op de zoektocht naar een balans tussen de twee werkelijkheden waar je in leeft. Die twee werkelijkheden zijn: het verdriet en het dagelijkse leven – allebei belangrijke onderdelen van rouw. Heen en weer bewegen tussen gericht zijn op het verlies en op het herstel, zorgt voor wat ze noemen ‘gezond rouwen’.

De kunst is je oude wereld te combineren met de nieuwe werkelijkheid. Hoe geef je je leven na het verlies vorm?

Drie belangrijke begrippen

In dit model staan drie begrippen centraal : verliesoriëntatie, hersteloriëntatie en oscillatie.
De eerste twee gaan dus over de manier waarop we omgaan met het verlies. Oscillatie (fluctuatie of schommeling: periodiek herhaalde omkering van de bewegingsrichting) wijst op de dynamiek tussen de twee overlevingsstrategieën.

Het verlies is onderdeel van je leven nu, net zoals je ‘gewone’ leven er ook mag zijn. Het gaat om balans.

Roeien met allebei de riemen

Een metafoor die hierbij vaak gebruikt wordt, is die van rouw zien als roeien in een bootje, waarbij de ene peddel staat voor verlies en de andere voor herstel. Gebruik je maar één peddel, dan blijf je rondjes draaien en kom je niet vooruit. Gebruik je beide peddels, dan zul je merken dat je van plek verandert, voortgang ervaart.

Roei dus met beide riemen. Focus je te veel op verlies, dan kan dat leiden tot een depressie of verstoorde rouw. Ben je alleen bezig met het oppakken van je leven, werken, feesten etc., dan loop je ook vast: er moet ruimte zijn voor het verlies.

Je moet roeien met de riemen die je hebt: niet met maar één van de twee, maar met beide riemen.

Tekenen dat je verlies meer aandacht nodig heeft

Het gewone leven kun je samenvatten als het alledaagse leven: werk, school, studie, zorgen voor kinderen, huishouden etc. In je herstel ga je dat soort dingen voorzichtig weer oppakken. Ieder in z’n eigen tempo, maar uiteindelijk is het wel de bedoeling dat je het allemaal weer gaat doen, omdat het heel belangrijk is om weer te gaan leven.

Merk je dat dit nog niet lukt, doordat je bijvoorbeeld geen mail beantwoord krijgt omdat je alleen maar zit te kijken naar foto’s van vroeger? Dan betekent dat misschien dat werken nog te veel gevraagd is, maar het betekent vaak óók (of misschien zelfs alleen) dat er in de overige tijd niet genoeg ruimte is voor verliesgerichte activiteit. En dan komt dat dus op het moment dat je jezelf niet afleidt met Netflix, feestjes, drank, slapen of sporten, maar op het werk.

Dan is het dus belangrijk dat je die ruimte wel gaat maken. En nee, dat is niet altijd makkelijk. Maar het is wel essentieel om met je herstel aan de slag te kunnen gaan. Je verlies doorléven om door te kunnen met je leven.

Het doorleven traject is voor een groot deel gebaseerd op dit model. Het gaat over het verleden (doorléven) en de toekomst (dóórleven), maar vooral ook op het hier en nu: wat heb je nu nodig? We bekijken die fases vanuit verschillende dimensies: fysiek, mentaal, emotioneel, sociaal en spiritueel. Holistisch rouwen, noem ik dat. Je bent heel welkom in dit traject, om je weg te vinden tussen het verlies en het herstel.

PS Deze blog bevat affiliate links. Dat betekent dat ik een kleine commissie krijg als je iets bestelt nadat je op de link hebt geklikt. Dit kost jou niets extra. Belangrijk: ik deel nóóit alleen dingen waar ik echt fan van ben en die ik zelf zou kopen of gekocht heb.

Hoe ‘nee’ leren zeggen me hielp om weer ‘ja’ te voelen

“Hopelijk kom je snel terug, want collega T is wél heel goed in ‘nee’ zeggen.” Au. (En ook: good for her – daar kon ik wat van leren.) Ik was voor het eerst op kantoor nadat ik al drie maanden thuis zat met een behoorlijk zware burn-out. Ik werkte wel, maar heel mondjesmaat en vanuit huis (lees: bed). En dat was overigens het slechtste idee ooit, maar ik had niet het gevoel dat niet werken een optie was. Want ‘nee’ en ‘niet’ vond ik maar moeilijke woorden.

Hoe kom je aan een burn-out?

De vraag die me destijds bezig hield was: hoe kom ik ervan af? Maar om die oplossing te vinden moet je de oorzaak aanpakken. Dat waren er meerdere: perfectionisme was er één van. Maar ook deze: nooit nee zeggen. Niet op werk, niet tegen vrienden en niet tegen familie. (Misschien denken zij er anders over als ze dit lezen, maar ik zei ontzettend vaak ‘ja’ (of deels ‘ja’) als ik eigenlijk ‘nee’ voelde.)


En daar moest ik dus vanaf. Maar hoe? Want hoe zouden mensen reageren als ik mijn (sociaal wenselijke) gedrag zou aanpassen? Deze collega gaf me in ieder geval al duidelijk een antwoord: we zijn zo blij met je, omdat je altijd ‘ja’ zegt. Help. Het voelde alsof ik een web had gesponnen waar ik nu zelf in vast zat. Klem. Ik kon niet zo door, maar het voelde tegelijkertijd alsof ik moest.

Oefening baart kunst

Ik zag gelukkig zelf in dat die laatste gedachte niet per se rationeel was: ik kon dat pas concluderen als ik het geprobeerd had. En dus ging ik oefenen. Want daar helpt zo’n burn-out lichaam wél bij (in mijn geval: ik was niet alleen supermoe, maar ook nog eens superduizelig en ik had superhoofdpijn): ik kón het daadwerkelijk niet. Ik moest alleen leren om me daar dan vervolgens niet schuldig over te voelen of me te schamen. En ik zeg eerlijk: dat duurde een paar jaartjes. (Kwam ook een zieke en vervolgens dode vader tussendoor, dus dat hielp ook niet echt. Of nou ja, eigenlijk wel: ook door zijn ziekte en zijn overlijden zei ik vaker nee dan voorheen – een beter excuus om je af te melden dat dat is er bijna niet.)

Ben ik nu de koningin van de ‘nee’? Absoluut niet. Ik vind het nog steeds soms moeilijk om mensen teleur te stellen en zeg soms nog steeds tegen beter weten in ‘ja’. Maar eerlijk: soms is dat ook het leven, hè mensen. Buiten dat: oefening baart echt kunst.

Over grenzen

‘Nee’ zeggen heeft natuurlijk alles te maken met het bewaken van je grenzen: een lijn trekken als je voelt ‘dit wil ik niet’ of ‘dit kan ik niet’. Je grenzen bewaken is de laatste tijd een hot thema – iedereen en z’n moeder gooit tegenwoordig als zelfbenoemd coach allerlei psychologische termen en adviezen de wereld in. Toch vind ik – zeker in rouw – grenzen voelen en aangeven wel een heel belangrijk onderwerp.

Dat begint al vóór de dood, als er sprake is van een ziekbed en afscheid nemen. Want hoe belangrijk is het dat jij je eigen keuzes mag maken in zo’n periode en dat je ook die van de andere betrokkenen respecteert? En wat te denken van je belastbaarheid in die tijd, waardoor je misschien ‘nee’ moet zeggen tegen sociale verplichtingen of werk? Vanzelfsprekend spelen diezelfde dilemma’s ook na een overlijden.

Maar hoe zeg je dan ‘nee’?

Mijn tips voor jou als je niet weet waar te beginnen:

  1. Antwoord niet direct. Zeg: ik kom daar nog op terug. (Ik heb een papieren agenda en ik vind het stiekem heerlijk om te zeggen dat ik thuis even kijk, omdat ik ‘m niet bij me heb.)
  1. Kijk of je een alternatief kunt bieden voor wat gevraagd wordt: “Ik kan nu niet op bezoek komen, maar we kunnen wel even bellen.”/”Ik kan nu niet bellen, maar morgen heb ik wel een gaatje tussen 13.00 en 13.15 uur.”/”Ik kan niet die taak van je overnemen, maar ik wil best een half uurtje meedenken.”
  2. Schrijf het op als je een keer tip 2 hebt gedaan en wat de reactie was. Was die zo naar als je had bedacht of viel het eigenlijk allemaal wel mee? Neem dat mee naar je volgende ‘nee’!
  3. Hang dit op je koelkast of zet het als achtergrond op je telefoon: ‘een ‘nee’ tegen een ander is een ‘ja’ tegen jezelf’ (en andersom). Je mag echt voor jezelf kiezen en vooral goed voor jezelf zorgen. Is voor iedereen uiteindelijk leuker en beter!
  4. Bonustip: ga naar bijvoorbeeld een haptotherapeut (geen verwijzing nodig). Die helpt je met voelen en je grenzen aangeven. Psychomotorische therapeuten doen dat trouwens ook. (Allebei ervaring mee, allebei heeeeeel veel effect gehad.) Woon je in de omgeving van Breda, dan kan ik je tips geven. (In Amsterdam heb ik ook PMT gehad overigens.)

Every no brings you closer to a yes

Van ‘nee’ naar ja

Terug naar mijn burn-out. Ik zei al dat ik vaak ‘ja’ zei, terwijl ik ‘nee’ voelde. Maar eigenlijk voelde ik heel vaak gewoon niets – ik dééd. Op basis van ratio, angst, verstand, gewoonte. Zoiets. Maar écht voelen wat ik wilde was er vaak niet bij. Ik was namelijk compleet uit verbinding.

Ik weet nog goed dat ik op een avond tegen Dennis zei: “Ik wil naar het strand.” Hij keek me aan alsof hij water zag branden, want ik kon niet lang overeind zitten, vond een rondje rond ons appartementencomplex ontzettend vermoeiend en trok prikkels van het verkeer absoluut niet. “Denk je dat dat lukt?” “Ik weet het niet. Maar ik voel dat ik dit zo graag wil.” “Dan doen we het.” En we deden het. We reden veertig minuten, stapten uit, liepen een klein stukje, stonden op het strand. Hij hield me vast, ik huilde. Van geluk. Ik fluisterde: “Dit is waar ik moet zijn.” We reden veertig minuten terug en vervolgens kwam ik drie dagen amper mijn bed uit, omdat het zo vermoeiend was geweest. Maar het was goed, want ik had iets gevoeld en dat gevoel gevolgd!

Zo kwam ik langzaam maar zeker weer een beetje in verbinding met mezelf. Ik leerde dat mijn lichaam me niet tegenwerkte met pijn, misselijkheid of moeheid, maar me juist signalen gaf. En die mocht ik niet meer negeren.

Van grenzen bewaken naar grenzen verdedigen

Daar werd soms anders over gedacht en dat illustreer ik met nog een werk-anekdote. In mijn laatste baan in loondienst gaf ik al tijdens het sollicitatiegesprek een grens aan: ze vroegen me hoe ik stond tegenover een bepaalde taak, waar ik vooraf specifiek naar had geïnformeerd – zou die taak onderdeel zijn van de functie, dan zou ik niet solliciteren. Mijn antwoord was dan ook: “Dan wil ik de baan niet.”
Zij wilden mij alsnog graag hebben en dus gingen ze akkoord met het schrappen van de taak. Na een half jaar zei HR-collega N dat ik waarschijnlijk tóch die taak op me moest gaan nemen en ze voegde toe: “Je hebt dat onderhandeld omdat je tijdens je herstel hebt geleerd om stevig je grenzen aan te geven, maar straks word je wel weer flexibeler.” Wow.

Ik was niet inflexibel, ik wist gewoon heel goed wat ik niet wilde

Ik was niet inflexibel, ik wist gewoon heel goed wat ik niet wilde, omdat ik er stress van kreeg, energie op lekte en omdat ik er niet goed in was. Ik had deze randvoorwaarde niet bedacht met mijn verstand, maar met mijn gevoel: ik wil dit niet, dit is niet goed voor mij. En sindsdien wist ik: ik moet iets anders gaan doen. (En toen kreeg ik een blindedarmontsteking, nam ik ontslag en begon ik voor mezelf, zodat ik echt lekker zelf ging bepalen hoe ik werkte. Geen seconde spijt.) Want ik voelde niet alleen ‘dit wil ik niet meer’, maar vooral ook wat ik wél wilde.

Grenzen aangeven gaat over voelen

Je las het al een paar keer in deze (veel te lange blog). Grenzen stellen gaat over voelen. Wat zegt je lijf, wat zegt je onderbuik, wat zegt je hart? Wat wil je diep van binnen, als je even niet luistert naar je verstand?

‘Nee’ zeggen bracht me dus dichterbij wat ik wél wilde en gaf me de ruimte om ‘ja’ te kunnen gaan zeggen tegen dromen. Het leverde me op dat ik dichter bij mezelf sta, meer focus op mezelf en minder aantrek van meningen en verwachtingen van anderen. Dat betekent niet dat je asocialer wordt, maar juist dat mensen minder misbruik (bewust of onbewust) van je maken. Maar voor mij is het vooral zo dat het leven een stuk lichter is geworden. Ik zeg eerlijk: daarvoor moest ik echt wel even door donkere stukken heen. Maar ik ben nu hier en weet: het leven kan kort zijn. Te kort om alleen maar te doen wat anderen van me willen. En ik hoop dat jij dat ook inziet.

Kan ik je helpen?

De voorjaarseditie van de mailvijfdaagse staat in het teken van grenzen aangeven, iets wat perfect past bij het seizoen. De vijfdaagse gaat van start vanaf half februari en is beschikbaar tot half juni. Meer over het leven met de seizoenen lees je hier.

PS Sinds het leven weer wat lichter voelt, ben ik juist weer vaker ‘ja’ gaan zeggen op dingen waar ik normaal gesproken ‘nee’ op zou zeggen uit angst of door meningen van anderen. En dat maakte mijn leven nóg leuker. Lees er hier meer over.