Blog

7 boeken die je kunt geven aan iemand in rouw

Toen ik diep in de nacht (of heel vroeg in de ochtend, hoe je het maar bekijkt) thuis kwam nadat papa was overleden, bleek er een pakketje in de brievenbus te zitten. Het was een boek, als troostend cadeau van mijn collega’s. Vol woorden en beelden die je zelf vaak niet kunt vinden. De timing kon niet beter, ookal sloeg ik het pas een paar weken later open. Dat is het voordeel van boeken: het zijn cadeaus die niet veel ruimte in beslag nemen en die je niet meteen hoeft te gebruiken. Je kunt ze laten liggen tot een passend moment. En oja, het is ook een cadeau dat je makkelijk doorgeeft als je het niet meer nodig hebt! Hieronder deel ik daarom fijne boeken die je iemand kunt toesturen die te maken heeft met verlies. De boeken zijn troostend, hoopgevend en steunend. Ze gaan in principe dus niet over rouw. En oja, je kunt ze natuurlijk ook gewoon voor jezelf kopen! 😉

De jongen, de mol, de vos en het paard

Het is een prentenboek voor volwassenen, het is poëzie en het is een verhaal vol levenswijsheden. Geschreven door Charlie Mackesy (volgtip voor steunende en hoopvolle plaatjes), vertaald door Arthur Japin.

Een hart onder de riem

Bemoedigende woorden in de vorm van dierenverhalen.

Dood gewoon gaan hemelen

Gedichten voor als je naar woorden zoekt.

Het is oké om je niet oké te voelen

Dit boek gaat wél over rouw, maar alleen al de titel is een mooie boodschap voor de ontvanger. Eén van mijn persoonlijke favorieten.

Grote panda en kleine draak

Nog zo’n pracht van een prentenboek voor volwassenen, maar dan met de focus op het vertrouwen in een goede afloop. Voor de filosofen onder oms!

Dingen die je alleen ziet als je er de tijd voor neemt

Een prachtig boek over mindfulness: vind rust in hectische tijden.

Een handjevol troost

De titel zegt al genoeg: een fijne bundel voor iemand die wel wat woorden van troost kan gebruiken.

Wil je iemand een hart onder de riem steken? Zeg het met boeken. Diegene zal zich gehoord, gezien en gesteund voelen.

PS Deze blog bevat affiliate links. Dat betekent dat ik een kleine commissie krijg als je iets bestelt nadat je op de link hebt geklikt. Dit kost jou niets extra’s. Belangrijk: ik deel nóóit alleen dingen waar ik echt fan van ben en die ik zelf zou kopen of gekocht heb.

Kwijt

“Je raakt me kwijt… het is de waarheid.” Of het nu gaat om een liefde die bij je weggaat (zoals in het lied van Marco Borsato) of om iemand die overlijdt, we hebben het vaak over ‘kwijt raken’. Dat vind ik een gekke uitdrukking. Een sleutelbos, die raak je kwijt. Of je leesbril. Het voordeel van dingen kwijt raken is dat je ze ook weer kunt terug vinden. Maar iemand die overlijdt, die ben je doorgaans niet kwijt – uitzonderingen daargelaten. Je weet waar diegene begraven is, waar de urn staat of je kunt het lichaam terug vinden bij wetenschapsmuseum Body Worlds. Maar de persoon die je verloren (verloren is al een beter woord, wat mij betreft) hebt, die krijg je niet meer terug.

Identiteitscrisis?

Er zijn wel andere dingen die ik kwijt ben geraakt toen mijn vader overleed, waarvan ik hoop dat ik ze terug vind of opnieuw vind. Sommige mensen raken zichzelf helemaal kwijt op het moment dat iemand ze ontvalt. Dat is niet zo gek, als iemand een grote rol speelt in je leven of gewoonweg een groot onderdeel van je leven is. Dat kan een familielid zijn, maar ook een vriend. Hoewel ik – gelukkig! – mezelf niet helemaal ben kwijt geraakt, is er zeker wel een stukje van mijn identiteit verloren gegaan. Misschien is dat tijdelijk. Maar de Myrthe die was, die is niet helemaal meer. Ik kijk anders tegen dingen aan: wat is nou belangrijk in het leven? (Binnenkort volgt een blog met een antwoord op die levensvraag.) Dat stukje identiteit is dus weer vervangen door een ander stukje, namelijk de bewust in het leven staande en in het hier en nu levende Myrthe.


Over die identiteit gesproken: op Instagram schreef ik onlangs een post over een lancune in de Nederlandse taal: waarom hebben we wel een woord om aan te duiden dat je geen partner (weduwnaar/weduwe) of ouders (wees) meer hebt, maar niet om aan te geven dat je bijvoorbeeld je broer, zus, één ouder of je kind hebt verloren? Ik stelde de vraag of ik dan nu halfwees was? Geen woord daarvoor hebben betekent dat ik geen uitdrukking kan geven aan mijn nieuwe identiteit, die zonder vader. Ik mis een woord waarin ik het gemis kan uitdrukken.

Familieverhoudingen

Een ander stukje dat ik kwijt ben, is de familie zoals ik die had. Dat klinkt tragischer dan het is, maar het is serieus genoeg om het wel te bespreken. Het is namelijk niet alleen zo dat er iemand ontbreekt in het gezin zoals je dat kent. Alle verhoudingen veranderen. Had ik dat jaren geleden toegejuicht, nu vind ik het soms ingewikkeld. Laat ik dat uitleggen.

Als je nog een kind bent, zijn de rollen in het gezin duidelijk: ouders zijn je ouders. Zij zijn verantwoordelijk voor jou en bepalen grotendeels hoe je leven eruit ziet, aan de hand van wat zij denken wat goed voor je is: wat je eet, hoe laat je naar bed gaat of naar welke basisschool je gaat. Het oudste kind doet alles als eerste, de jongste is het kleintje. Maar hoe ouder je wordt, hoe minder je ouders bepalen en hoe meer de rollen van ‘oudste’ en ‘jongste’ kind vervagen. Je wereldbeeld wordt niet alleen bepaald door wat je van huis mee krijgt, maar ook door je vrienden en door de media. Je maakt steeds meer je eigen keuzes. En als je eenmaal werkt, je eigen woning en bijbehorende huishouden hebt, kom je daar steeds meer los van. Toch blijven veel gezinnen hangen in de traditionele rollen. Ouders blijven vaak moederen en vaderen, de oudste voelt zich verantwoordelijk en de jongste wordt nog steeds gezien als het kleintje. Het is soms moeilijk om die rolverdeling te doorbreken. En dat wilde ik maar al te graag; als middelste ben je niet de oudste en niet de jongste en dus ben je een beetje niksig. Ik was volwassen geworden en wilde niet meer behandeld worden als een kind of als een jongere zus. Want hoe ouder je wordt, hoe minder leeftijd of leeftijdsverschil zegt. Ieder heeft z’n eigen proces en dat is na je 20e niet meer opgehangen aan een leeftijd, wat mij betreft. Maar voor ouders is dat loskomen nog het allermoeilijkst. Het liefst behoeden ze je nog steeds voor fouten, zorgen ze voor je als je ziek bent en denken ze mee met iedere keuze die je maakt. Maar bij volwassen worden, hoort het dat je die dingen zelf gaat doen. Of met bijvoorbeeld een partner.


Maar nu is alles anders. De verhoudingen zijn veranderd zonder dat we dat willen. Ik heb geen vader meer en ik heb een moeder die weduwe is. Een familie die in de rouw is. Mijn moeder is haar levenspartner kwijt geraakt, haar grote liefde. Zij is waarschijnlijk een groter stuk van haar identiteit kwijt dan dat ik dat ben. Haar toekomst ziet er anders uit. De rol van mijn vader wordt soms (in welke vorm dan ook) overgenomen. Soms door mijn broer, soms door mijn zwager, soms door mijn zus, schoonzus, vriend en mijzelf. En soms door ons allemaal. Wat zou hij gezegd hebben? Wat zou hij doen? Het gezin zoals ik dat kende krijg ik niet meer terug.

Het grootste abstracte verlies

Het grootste verlies zit ‘m voor mij in iets waarvan ik er nooit genoeg waarde aan toe heb gekend toen ik het nog had. Iets waarvan ik eigenlijk zeker weet dat het niet meer terug komt. Iets wat zo vanzelfsprekend was, maar waar ik me niet bewust van was. Onbezorgdheid. Ik ben mijn onbezorgdheid kwijt. Dat waarvan ik dacht dat het me pas zou overkomen als ik minimaal 20 jaar ouder was is me nu al overkomen. En ook al is het niet zo dat ik iedere dag bang ben dat ik mijn moeder, mijn vriend of een andere geliefde verlies, toch is die zorg meer aanwezig dan het ooit was. Ik heb een reality check gehad: het leven is eindig. Je kunt pech hebben. Het kan iedereen overkomen. En de tijd dat ik dat niet had, die komt niet meer terug.

Wat ik wél heb gevonden

Er is wel iets anders voor in de plaats gekomen: bewustwording. Niet alleen in de angstige betekenis, als het gaat om de eindigheid van het leven en zo. Maar ook de positieve kant: ik moet nú leven. Nu genieten. Het leven is te kort om je druk te maken om dingen die er niet toe doen. Dingen waar ik me eerder wel druk over maakte. Dingen waar andere mensen zich nog steeds druk om maken, omdat ze niet weten dat onbezorgdheid zo’n groot goed is. Dingen die zonde zijn om je zo druk om te maken, omdat er zoveel belangrijkere dingen in de wereld zijn. Zo maak ik me niet meer (of minder) druk om de stapel was die nog opgevouwen moet worden. Ik werk niet meer standaard over, want het is maar werk. En ik kan me niet meer zo druk maken om het missen van een bus of in de file staan. De wereld draait nog steeds door. En zo is er toch sprake van een soort van onbezorgdheid: ‘minder bezorgdheid’, zou ik het willen noemen. Ik sta bewuster in het leven. En ook dat is een groot goed. Ik ben iets kwijt geraakt, maar heb ook iets gevonden.

Opgeruimd staat netjes!?

Wie mij een beetje kent weet dat ik geloof dat een opgeruimd huis enorm bijdraagt aan een opgeruimd hoofd. En een opgeruimd hoofd helpt je bij het loslaten van dat wat je niet meer dient: je geeft je hoofd het goede voorbeeld door spullen los te laten. Dus als ik het even niet meer weet, keer ik een keukenlade ondersteboven, trek ik al mijn kleren uit de kast of duik ik achter het luik op zolder om te zien of daar nog dingen staan waarvan ik vergeten was dat ik ze had – ik geloof namelijk dat in 90% van de gevallen je die spullen ook niet hoeft te bewaren. Ik kan daar ook in doorslaan overigens; als ik niet wil voelen, dan ga ik bijna obsessief poetsen en opruimen. En dat werkt averechts. Maar meestal gaat het op een gezonde manier.

Mijn vriend Dennis en ik dan ook al jaren bezig met decluttering. Minder kopen, bewuster kopen en weg doen waar je niet blij van wordt (wat geen joy sparkt, zoals Marie Kondo zou zeggen). Onterecht denken veel mensen dat minimalisme betekent dat er niets in je huis staat. Voor mij betekent het dat je duurzaam consumeert. Dat je niet impulsief spullen koopt, maar juist bewust nadenkt over dat wat je nodig hebt en wat je gelukkig maakt. Dat je kwalitatief koopt in plaats van wegwerpproductie. Dat je je niet te veel laat leiden door mode en trends, maar door je eigen smaak. Dat doe ik zoveel mogelijk.

Wat ik sinds twee jaar wel lastig vind, is dat het kan zijn dat ik nú niet zoveel waarde hecht aan bepaalde dingen, maar dat dat zomaar kan veranderen. Zo vond ik laatst een briefje van mijn vader van toen ik nog klein was. Ik was verbaasd dat ik die niet had weggegooid, maar was er nu dankbaar voor. Dat geldt ook voor mailtjes, appjes en sms’jes. Als ik hem heel erg mis, ga ik weer even door onze digitale gesprekken en dat biedt troost.

Een ander voorbeeld: ik bladerde vorige week door mijn agenda van 2020 en al bij januari verscheen er een lach op mijn gezicht. Ik zag een notitie dat mijn vader langs zou komen op een zaterdagochtend en ik herinner me die bewuste ochtend nog goed. Ik woonde nog maar net in mijn huis en mijn vader genoot ervan dat ik dichterbij woonde. Terwijl Dennis nog in bed lag na een lange nacht, perste ik sinaasappels en sneed ik een stukje versgebakken cake af voor papa. Klein genot. Twee weken later gingen we samen naar een theaterstuk, zag ik in diezelfde agenda. De tickets waren mijn cadeau voor zijn verjaardag. Fijne herinneringen.

Dan bekruipt me een ongemakkelijk gevoel: heb ik niet te veel weggegooid? Briefjes, kaarten of gewoon spullen die nu geen emotionele waarde hebben of onbenullig voelen, kunnen ineens belangrijk voor me worden als ik de afzender verlies… Zo ging ik direct op zoek naar een stropdas (daarover later meer) die ik van mijn vader kreeg toen ik hoorde dat hij ongeneeslijk ziek was, in de angst dat ik ‘m weg gedaan had. Spoiler alert: ik had ‘m wonder boven wonder nog.

Tegelijkertijd weet ik: de herinneringen zitten in je hoofd en daar heb je niet per se een fysiek aandenken voor nodig. Dus hoe blij ik ook ben met zijn spijkerjasje dat aan mijn kapstok hangt, met zijn handschrift op dat bewuste briefje van 25 jaar geleden of een interessant boek dat ik van hem heb gekregen, ik krijg een even grote glimlach op mijn gezicht als ik terugdenk aan onze mooie momenten in januari vorig jaar. Ik bewaar die in mijn hart en jullie weten het, die raak je niet kwijt.

Alle clichés zijn waar: je begrijpt het pas als je het zelf meemaakt

Cliché 3: je begrijpt het pas als je het zelf meemaakt (en toch ook niet). Ik ben een behoorlijk empathisch persoon. Een gevoelig mens. Ik kan me vaak goed in anderen verplaatsen en doe daar ook mijn best voor. Althans, dat gaat vaak onbewust. Ik probeer me voor te stellen waar iemand doorheen gaat. Wat je denkt, voelt, doet. Maar zeker weten doe ik het niet. Enerzijds omdát ik het niet meemaak. Anderzijds doordat iedereen anders is en dus ook dingen anders beleeft.

Toch merk je vaker wel dan niet het verschil in (a) mensen die iets vergelijkbaars (heftigs) hebben meegemaakt, (b) mensen die door tegenslagen, trauma’s en andere teleurstellingen getekend zijn of (c) mensen die zich in je proberen te verplaatsen en (d) de mensen die dat allemaal niet hebben, zijn of doen. Mensen die tot één van de eerste drie categorieën behoren, wisten vaak waar ik behoefte aan had. Soms nog beter dan ik zelf. Het ene moment wilde ik namelijk heel graag mijn verhaal doen, praten over mijn worstelingen, zorgen, emoties. Het andere moment wilde ik er even niet aan denken en zocht ik afleiding. En soms wilde ik gewoon even met rust gelaten worden. Die mensen om me heen zeiden of deden de dingen die ik nodig had, stelden de juiste vragen. Ook als ze vóór die periode verder van me af stonden.



Anderen drongen zich op of toonden juist totaal geen interesse. Vielen me bijvoorbeeld lastig met dingen waar ik toen helemaal geen interesse in had. Begrijp me niet verkeerd: iedereen heeft z’n eigen problemen en iedereen heeft recht op z’n eigen worstelingen. Als je gaat vergelijken is er altijd wel iemand die het moeilijker heeft dan jij en er is ook altijd wel iemand die het minder zwaar heeft dan jij. Maar op het moment dat er zoveel levensbepalende uitdagingen in mijn leven waren, kon ik weinig begrip opbrengen voor mensen die mopperden over dingen waar ze zelf invloed op hebben of klagende mensen die niet inzien hoe goed ze het eigenlijk hebben. Ook als zij vóór die periode juist heel dicht bij me stonden. Ik kon daar niet zo goed (meer) tegen. Zij begrepen mij niet, maar ik begreep hen ook niet meer. Want waarom waren ze zo ondankbaar, genoten ze niet van het leven en de (relatieve) onbezorgdheid?

Ik hoop dat ik blijf genieten van de kleine dingen in het leven, zoals de piepende vogeltjes in het vogelhuisje in de achtertuin, een kopje verse thee op bed, de geur van het groen tussen de stoeptegels als het net geregend heeft, met een goed boek in bad liggen, het gevoel van het aantrekken van nieuwe sokken of het luisteren van een geweldig mooi lied (om er maar eens een paar te noemen). Dat ik dankbaar blijf voor de dingen die ik heb en die goed gaan. Dat ik actie onderneem wanneer ik niet gelukkig ben als het gaat om de controleerbare dingen in het leven.
Zodat ik niet verval in me druk maken om dingen waar ik geen invloed op heb (of nog erger: waar ik wél invloed op heb, maar waar ik niets mee doe) en die eigenlijk niet zo belangrijk zijn, waardoor ik niet geniet van het hier en nu. Het leven is echt te kort om je druk te maken om niets. Sterker nog: het wordt er vaak drukker van. Leef nu. Geniet. En wees dankbaar.

Heb je de blog over het cliché ‘je denkt dat het jou niet overkomt‘ al gelezen? Dat gaat over de onbezorgdheid waarmee we in het leven staan, waarin ziekte en dood een ver-van-mijn-bed-show lijken.

Hier lees je de blog over het cliché ‘je hele wereld staat op z’n kop‘, waarin ik inga op die onbezorgdheid, maar ook uitleg dat alles anders lijkt te zijn of te kunnen worden. Zoals die vriendschappen die veranderen, omdat je elkaar niet (meer) begrijpt.

Alle clichés zijn waar: je hele wereld staat op z’n kop

Cliché 2: je hele wereld staat op z’n kop. Althans, zo voelt het. Het lijkt of niets hetzelfde is. Dat is natuurlijk niet waar. Ik had nog steeds mijn baan, mijn vriend was nog steeds mijn vriend en mijn vrienden waren nog steeds mijn vrienden. En mijn vader was er ook nog steeds, maar dan ziek. Tijdens de uitvaart was dat een van de thema’s waar ik over sprak: hoe alles leek te veranderen en de tijd stil leek te staan, in een wereld die gewoon doordraaide.

Maar alles voelde anders. Mijn kijk op dingen werd anders. Op het leven, op wat belangrijk is, op mijn relaties, op de betekenis van tijd (daarover later meer) en op wie ik ben. Mijn vader zou overlijden. Dat zou veranderen. Daarmee waren de dingen die ik nog steeds had (mijn baan, mijn liefde, mijn vriend) ook onzeker. Want wat zou het verlies met me doen? En mijn herziene visie op het leven?

Zo ben ik iets kwijt geraakt wat ik vermoedelijk nooit meer terug krijg: onbezorgdheid. Ik kende heus wel zorgen, hoor. Natuurlijk kende ik die. Maar de grote en reële angst om een geliefde kwijt te raken, zat ver weg gestopt; dat was iets voor de verre toekomst – zie cliché 1. Nu die angst ineens niet meer irrationeel was, maar nabije werkelijkheid bleek te zijn, kon en kan ik die angst niet meer zo ver weg stoppen. Er kan je zomaar iets gebeuren – domme pech – en dan moet je afscheid nemen. Het maakt je niet alleen bang, maar ook machteloos, wanhopig, boos en verdrietig. Dat zorgt voor veranderingen, hoe klein of groot ook.

Ik kan toch niet zomaar carnaval (ik ben een Brabantse!) vieren alsof er niets aan de hand is? Mijn hoofd staat er niet naar, maar het voelt ook ongepast. Ik kan toch niet feest vieren als het zo slecht gaat met iemand die zo belangrijk voor me is?

Überhaupt moet ik een (nieuwe) balans vinden in werk, familie en vrienden. De ene dag denk je: lekker belangrijk dat werk, ik moet bij mijn vader zijn. Zo lang het nog kan. Ik moet bij mijn familie zijn om hen te steunen. Maar dat is op de lange termijn niet helemaal realistisch; niet in praktische zin (er moet gewerkt worden en geld verdiend worden), maar ook niet gevoelsmatig. Je hebt namelijk ook afstand nodig, tijd voor jezelf en je andere geliefden, want – zie cliché 1 wederom – ook zíj kunnen pech hebben of krijgen en ineens er niet meer zijn. Of jijzelf.
En die disbalans laat je de andere kant op bewegen. Zoveel mogelijk doorgaan met het normale leven. Dat wil papa ook. En hij probeert dat zelf ook, voor zover dat gaat. Hij heef je later (wanneer is dat?) nog hard genoeg nodig, zo zegt hij. Dus gewoon werken, gewoon leven. Maar dat leven is dus niet gewoon.

Ik durf mijn telefoon niet meer op stil te zetten als ik alleen ben. Ook niet ’s nachts. Ik durf niet ver van tevoren een vakantie te boeken, laat staan iets wat ik niet kan annuleren. Ik wil niet meer lang op vakantie of ver weg, terwijl ik het normaal gesproken liefst minimaal drie weken in een ander werelddeel zit. Ik plan amper iets met vrienden. Want misschien moet of wil ik naar mijn vader.

Voor anderen lijkt alles hetzelfde gebleven, voor mij lijkt alles veranderd te zijn.

Alle clichés zijn waar: dit overkomt mij niet

Clichés zijn uitdrukkingen die veel gebruikt zijn en daardoor ‘afgesleten’ zijn. Maar meestal zijn ze zo vaak gebruikt, omdat ze waar zijn. Als het gaat om clichés rondom verdriet, afscheid en rouw, kan ik je vertellen dat ze vaak waarder dan waar zijn. Wat denk je bijvoorbeeld van dit eerste voorbeeld?

Cliché 1: je denkt dat het jou niet overkomt. Jouw ouders hebben het eeuwige leven, want ze zijn gezond en nog veel te jong om te overlijden. En dat geldt ook voor je broers, zussen, vrienden, vriendinnen en kinderen, toch? Je leest er weleens over, maar het is een ver-van-je-bed-show. Dat is wat je nu denkt, toch? Of wat je dacht vóór het je overkwam?

Bij ieder human interest artikel waarbij iemand een geliefde heeft verloren, staat een quote van de deze strekking: “Ik had nooit gedacht dat dit hem/haar/mij/ons zou overkomen.” Die zin zet je dan aan het denken; het zóu jou ook kunnen overkomen. Of één van je geliefden. Een onbestemd gevoel overvalt je. Afhankelijk van wie het is die in dat artikel overleed, waar diegene aan (over)leed en hoe dat proces verliep, onderneem je een snelle en simpele actie. Je checkt maar weer eens of er niet een knobbeltje onder je borst zit, belt je moeder om te zeggen dat je van haar houdt of bespreekt tijdens het avondeten met je partner dat jullie nu echt eens de voogdij voor de kinderen moeten laten vastleggen mochten jullie komen te overlijden. Maar zodra je de bladzijde hebt omgeslagen, verlies je je alweer in een heerlijke reisreportage, verbaas je je over de zoveelste scheiding van popster X of zoek je dat leuke tasje van pagina Y op in een webshop.

En dat is begrijpelijk, want je denkt tóch onbewust dat het je niet overkomt. Hoe groot is de kans nou? En als je er wel aan denkt – of rekening houdt met de mogelijkheid – hoe bevorderlijk is dat voor je dagelijkse leven? En dat van je geliefden? Want wat ga je dan doen? Preventieve onderzoeken? Je baan opzeggen, omdat het leven kort is? In de stress schieten bij elk pijntje? Ook dat heeft weinig zin. Want voor hetzelfde geld overkomt het je niet.

Mijn vader was gezond. Hij dronk zelden, rookte al ruim veertig jaar niet meer en bewoog regelmatig. Hij had een gezond gewicht en een prima figuur. Hij had alleen veel last van ongezonde stress. Op een dag ging hij naar de huisarts, omdat hij last had van rusteloze benen. Niets bijzonders. Hij had me daar niet eens over verteld. Waarschijnlijk was het gewoon stress; komt wel goed.

Aan het kerstdiner vertelde hij ons dit. Ook vertelde hij dat hij nu last had van pijn in zijn buik, precies op de plek waar hij zijn muziekinstrument tegen zijn lichaam plaatst. Daar zou het vast mee te maken hebben. Vervolgens blijkt hij bloedarmoede te hebben. Dat kan natuurlijk. Tot dusverre gaan er nog bij niemand alarmbellen af. Want: iets ernstigs, dat overkomt hem toch niet? Een zieke vader, dat overkomt ons toch niet? Vervolgens worden er plekjes geconstateerd op zijn lever. Een rondje googlen leert dat stress ook plekjes op je lever kan veroorzaken. Google is je beste vriend en beste vijand in tijden van (mogelijke) ziekte. Daarover later meer. Maar in dit geval gaf Google een geruststellende verklaring. We hoefden niet meteen als een stelletje hypochonders allerlei enge scenario’s voor ons te zien.

Voor de zekerheid wordt vervolgonderzoek ingepland. Bloedonderzoek, een scan. Het kán niet zo zijn dat het mis is. Ik wil het niet. En dan blijkt het schijnbaar onmogelijke toch waarheid: het is foute boel. Hoe fout, dat is nog niet zeker. Maar het is fout. Een tumor. En gezien de vorm en de grootte is de verwachting dat het geen goedaardige betreft. Ik ren naar het station en spring in de trein. De reis duurt langer dan ooit. Ik had nooit gedacht dat dit hem zou overkomen, ons zou overkomen. Het kán gewoon niet waar zijn. Ik wil er niet over nadenken wat dan dan absoluut betekent en wat het allemaal kan betekenen. Hoe egoïstisch ook, maar zelfs de meest gunstige uitslag kan ik gewoon niet hebben, laat staan de minst gunstige. Dat trek ik nu niet. En dus praat ik mezelf aan dat het vast mee valt. Omdat ik het niet wil. Omdat ik het er niet bij kan hebben. Omdat ik geloof in hoop en positief denken. En omdat ik niet kan geloven dat dit ons overkomt.

Benieuwd naar de andere herkenbare clichés? Wordt vervolgd…

Lees hier cliché 2: je hele wereld staat op z’n kophttps://good-mourning.nl/2021/01/03/alle-cliches-zijn-waar-je-hele-wereld-staat-op-zn-kop/